werken aan duurzaam hoger onderwijs - een tussentijdse balans

Stichting Huize Aarde voert vanaf het jaar 2003 het project Groene Gezondheid. Tot en met 2008 nam een vijftigtal studenten uit het hoger onderwijs hieraan deel. De stages droegen bij aan kennisvorming rond het centrale thema medicijnvervuiling van bodem, water lucht en voeding. Tevens bevorderden de studenten een brede institutionele samenwerking en ontwikkelden competenties voor duurzaamheid.

Het project werd gefinancierd door de provincie Overijssel (o.a. Leren voor duurzame ontwikkeling), VROM/SMOM, Gemeente Enschede en de Triodos Foundation. Deelnemende instellingen: Saxion Hogescholen Enschede & Deventer en Universiteiten Twente, Wageningen, Utrecht.

Foto Saxion Enschede: Stg. Huize Aarde.

thematiek

Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water zal in 2015 de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater aan bepaalde eisen dienen te voldoen. Een knelpunt in dit streven is de zgn. microverontreiniging. Bodem, water lucht en voeding worden in toenemende mate belast met een grote verscheidenheid aan industriële stoffen die vrijkomen uit vele verschillende producten die gebruikt worden in het huishouden, landbouw e.a. Een groep stoffen die de laatste jaren speciale aandacht krijgt zijn medicijnen die via onze urine en ontlasting in het riool terechtkomen, de rioolwaterzuivering passeren en organismen in het oppervlaktewater aantasten. Veterinaire medicijnen komen direct in de lucht, bodem en het (grond)water terecht. Via bodem en water komen medicijnrestanten vervolgens in voeding en drinkwater terecht. De aanwezigheid van medicijnen in het milieu kan ingezet worden om burgers, gemeentelijke en provinciale vertegenwoordigers, waterschappen en anderen uit de medicijn- en waterketens, te motiveren om de kwaliteit van lucht, bodem, oppervlakte-, grond- en drinkwater beter te beschermen.

aanpak

Met het doel op een systematische manier informatie bijeen te brengen is een aantal deelvragen van het medicijnvraagstuk uitgewerkt door studenten van diverse disciplines. Alle studies maakten onderdeel uit van de reguliere Bachelor- of Masteropleiding, en werden intern begeleid en beoordeeld volgens de standaard procedures van de betreffende instelling. Huize Aarde was verantwoordelijk voor de externe begeleiding. De uitgevoerde kwalitatieve studies bevatten drie aandachtniveau’s: kennis, beleid en beheer. Zowel het lot en de risico’s van medicijnen in bodem en water werden geanalyseerd, als ook duurzame maatregelen gewogen en geformuleerd. Mogelijke verantwoordelijkheden, behoeften en rollen van belanghebbenden, alsmede wet- en regelgeving werden onder de loep genomen. Onderzocht werd welke factoren een duurzame aanpak van het vraagstuk beïnvloeden, en op welke manier participatie van belanghebbenden optimaal georganiseerd zou kunnen worden.

De studenten werden gestimuleerd belanghebbende partijen actief bij het onderzoek te betrekken. Deze partijen werden gevraagd mee te denken aan de oplossing van het vraagstuk en concrete onderzoeksvragen te formuleren. Door deze onderzoeksactiviteiten en de workshops die studenten zelf organiseerden zijn overheden, waterschappen, ziekenhuizen, RIVM, GGD, NIVEL, Astmafonds en anderen direct of indirect bij het vraagstuk betrokken. Partijen hebben medicijnvervuiling op de interne agenda gezet, beleidsvoorstellen ontwikkeld, en duurzaamheid in de opleiding opgenomen. De studenten met de beste verslagen hebben met hun begeleiders artikelen voor Nederlandse vakbladen geschreven.

competenties voor duurzaamheid

Een “nieuw” vraagstuk als medicijnvervuiling dat nog niet door wetgeving is georganiseerd, biedt een kans om competenties voor duurzaam hoger onderwijs te ontwikkelen. Het betreft basale competenties als analyse en integratie van kennis vanuit verschillende vakgebieden, gefundeerde meningsvorming en creatieve kennisinnovatie. Tot meer complexe competenties als samenwerking, communicatie en dienstverlening ten behoeve van oplossingen die geen nieuwe problemen voortbrengen.

Voor studenten, docenten en medewerkers van andere betrokken instellingen was de uitvoering van stageopdrachten voor een maatschappelijke organisatie een bijzondere en leerzame ervaring. De meeste studenten die in het project participeerden toonden interesse in het zoeken naar een antwoord op een reëel en onbekend maatschappelijk vraagstuk. Sommigen onder hen zagen de meerwaarde van het verlenen van een maatschappelijke dienst. Doordat zij aan een vraag uit de samenleving werken, onderhandelen met de opdrachtgever, en de resultaten communiceren met partijen die onderdeel van de oplossing van het vraagstuk uitmaken, zagen zij het nut van hun studie en werden gestimuleerd in deze richting door te gaan. Studenten hebben collega’s gemotiveerd in het project te participeren en enkele studenten lieten hun verdere studie en loopbaan door het project beïnvloeden.

Opvallend is dat veel studenten huiverig zijn voor één op één contacten met studenten van andere disciplines en met externe deskundigen. Daarentegen kunnen ervaringen opgedaan bij een “leermeester” uit de praktijk voor jongeren van onschatbare waarde zijn. Ook bleek dat hogescholen en universiteiten structureel steeds minder ruimte kunnen bieden voor diepgaande bestudering van onderwerpen en ontwikkeling van nieuwe concepten. Docenten hebben tot hun spijt tegenwoordig nog bijzonder weinig tijd voor begeleiding van onderzoeksstages. Deze ontwikkeling gaat ten koste van onderzoeksvaardigheden en interesse voor onderzoek en ontwikkeling bij studenten. Mede hierdoor ambiëren de meeste studenten geen onderzoek en kiezen ze voor een managementcarrière. Een kenniseconomie kan evenwel niet zonder jongeren die geboeid worden door het onbekende.

Stg. Huize Aarde, 2009.